Met beide benen in…

De glimlach van Jan Sturrus spreekt boekdelen. Ik ontmoet hem en zijn lieve vrouw Nora in de tuin van hun woning aan de Hoogtstraat nummer 1 in Ambacht. Dat laatste is niet voor niets.

Even zijn beiden met hun kinderen voor een korte vakantie terug in Nederland, want eigenlijk is Oostenrijk en wel speciaal Wenen hun thuis. Thuis zijn en je thuis voelen is de rode draad van ons gesprek. Jan vertelt dat hij, ofschoon hij al vele jaren in Oostenrijk woont, nooit een Oostenrijker zal worden. “Je blijft een vreemde, je zal nooit echt één van hen worden”, vertelt Jan. In Wenen zijn Jan en zijn vrouw Nora eigenaar van restaurant Waldtzeile (www.waldtzeile.at), een eeuwenoud restaurant niet ver van Schloss Schönbrunn. In een prachtige ambiance staan zij dagelijks met zo´n tien tot vijftien man personeel klaar voor vele trouwe gasten.

“En waarom zitten wij dan hier Jan?”, vraag ik hem al snel. Dan komt zijn levensverhaal op tafel. Het verhaalt van de vele plekken en plaatsen waar Jan ‘zijn thuis’ probeerde te vinden. “Ik heb als oudste zoon al vroeg ons gezin verlaten en daarmee ook Ambacht”, begint hij. “Ik kon hier in Ambacht gewoon mijn weg niet meer vinden. Veel van het boerenland moest plaats maken voor woningbouw”. Geboren aan de Veersedijk verhuisde hij op zijn vijfde naar de Hoogtstraat. Ambacht liet hij op zijn achttiende achter om de wereld ervoor in te ruilen. “Ik ben gaan werken in de horeca, aanvankelijk in Tiel maar al snel trok ik de grens over. Ik kreeg de kans in Zwitserland in een prachtig vijfsterrenhotel de kneepjes van het vak te leren. Toch wilde ik mijn horizon nog verder verbreden”, gaat hij verder. Alsof hij voorleest uit een jongensboek vertelt hij over de maanden in Nieuw-Zeeland, de jaren in Australië, een ‘even’ terugkeer in Nederland om dan In Oostenrijk neer te strijken.   

“Ik zal je vertellen”, gaat hij verder, “een kleine vier jaar geleden overleed mijn vader. Hij woonde nog altijd in dit pand aan de Hoogtstraat. Kort na zijn overlijden arriveerde ik hier om de zakelijke dingen af te handelen toen ik mij zittend voor de woning bewust werd van mijn thuis. Ik ervoer hier voor dit huis een gevoel van thuiskomen. Ik heb het huis toen gekocht en ik ben vervolgens plannen gaan maken. Het belangrijkste is dat ik mij nu heel vrij voel…..ik kan hier nu in Nederland wonen en daar in Oostenrijk….Ik sta letterlijk met beide benen op de grond hier in Ambacht en daar in Wenen wetend dat ik een geboren Ambachter ben”.

Binnenkort keren zij met de drie kinderen terug naar Wenen om daar het werk weer op te pakken. “Onze, vooral oudere, gasten zijn nog wat angstig voor het coronavirus daarom koken wij voor hen om het vervolgens bij hun thuis te bezorgen. Dat wordt zeer gewaardeerd”. “En de Hoogstraat 1?”, vraag ik hem. Hij vertelt over zijn plan spoedig in deze voormalige bakkerij en bakkerswoning met zijn B&B ′t Ambacht een start te mogen maken. Deze woning uit 1907 met al zijn accenten die verwijzen naar de bakkerij en het bakkersbestaan heeft een eigen karakter en is uitnodigend.

Jan glimlacht bij ons afscheid en zegt, “Het leven heeft mij gerijpt en gelouterd. Ik gun iedereen zijn of haar thuis te vinden. Houd vast aan je plan juist en vooral als je daarbij weerstand  ervaart”.  

Mam jij bent mijn alles!

Aosta, 5 augustus 2020

Dag lieve mam,

In deze rare tijd had ik zo′n zin om jou een ‘ouderwetse’ brief te schrijven. Hoe is het met jou nu wij elkaar dit jaar nog niet gezien hebben? Ik schrijf je omdat ik jouw gezelligheid mis, dat kopje koffie met een koekje. Heerlijk kletsen met elkaar, terwijl jij dan altijd roept, “Oh, wat heb je het druk en wat ben jij druk Maya”. Ja mam, jij bent mijn uitlaatklep immers ik kan bij jou terecht voor zelfs de kleinste dingen. Mooi aan jou vind ik dat jij nooit zegt wat ik moet doen maar mij de keuze laat. Natuurlijk, ik ben heel gelukkig met Alessandro en de kinderen hier in Italië, maar jij bent mijn alles!  

Goh, wat zou ik jou graag dit jaar nog ontmoeten samen met Carla en Danny om dan te snuffelen in Zwijndrecht. Nu ik zo aan het schrijven ben zie ik ons varen op de Devel met het rubberbootje vlakbij het IJsvogelplein waar wij woonden. Ik zie mij fietsen naar mavo ‘de Keerkring’ met die reuze aardige conciërge, meneer Van der Net en die geweldige wiskundeleraar meneer Hoekstra. Het was voor mij een mooie tijd waar ik goede herinneringen aan beleef. Het lijkt mij zalig een middag met jou te gaan winkelen en dan wil ik zeker nog even langs bij ‘Klein Aalsmeer’ (nu Intratuin) met die leuke speeltuin en een papagaai in de winkel. En wat zou ik graag even zitten in een trein of bus die lekker op tijd vertrekt en aankomt. Mam, ik kijk ernaar uit!

De kinderen zijn gisteren vertrokken naar oma Palma in Taranto, helemaal in het zuiden van Italië, je weet wel daar in de punt van de laars. Zij gaan daar heerlijk van de zon genieten. Gabriele, Nicole en Luca brengen leven in huis daarom voelt het hier leeg aan nu zij weg zijn. Trouwens Alessandro en ik hebben het plan opgevat de komende week een paar heerlijke bergwandelingen te maken in de Valle D′Aosta. Jij weet hoe wij houden van het buiten zijn, de natuur maar ook de gezelligheid van de berghutten. Zo genieten wij komende week van onze tijd samen!

In Aosta is het nu wat rustiger geworden na al die vreemde weken dat het coronavirus hier huis hield. Tien weken lang zijn wij praktisch de deur niet uit geweest. Ik vertelde je laatst door de telefoon dat ik zo af en toe een boodschap deed. Het was geen gemakkelijke tijd voor ons gezin. De kinderen kregen bij ons thuis onderwijs via de computer en ik zat stilletjes in de keuken om hen niet te storen bij hun studie. Nerveus en zelfs wat angstig was ik voor Alessandro, die wel naar zijn werk ging en mogelijk het virus mee naar huis zou nemen. Nu gaat het beter mam, wij kunnen weer naar buiten en wij gaan weer naar ons werk bovendien zijn de controles van de carabinieri voorlopig van de baan. Gelukkig maar!

Zo kom ik aan het einde van mijn brief en hoop ik dat jij plezier hebt dit allemaal zomaar in ‘De Brug’ te kunnen lezen.  Wil jij lieve groeten overbrengen aan Carla en Danny en natuurlijk bel ik je eind van de week nog even. Lieve groeten van ons hier uit Aosta waar het al weer warm begint te worden.

Tanti baci

Maya

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

“Wij zijn nog niet klaar”

“Ik kon niet anders, toen ik mijn vrouw doodziek in het ic-bed zag liggen, dan zachtjes aan haar vragen “ga je mij alleen laten?”. Ik zat daar naast haar bed en zag haar balanceren op het randje van de dood”. Het is Piet Buitendijk die spreekt over zijn vrouw Pita en wat hun beiden maart jl. overkwam toen zij ‘voor even’ terug waren in Nederland. “En toen”, gaat Piet verder, “hoorde ik haar fluisteren, wij zijn nog niet klaar”.

Piet en Pita Buitendijk zijn Ambachtenaren die 24 jaar geleden in Oeganda hun levensbestemming vonden met de start van de interkerkelijke christelijke organisatie Noah´s Ark (www.nacmu.org). Noah´s Ark is een organisatie die de meest kwetsbare kinderen binnen de Oegandese samenleving weer een toekomst geeft. “Ja, letterlijk proberen wij van een niemand een iemand te maken”, vertelt Piet.

Piet geboren aan de Veersedijk als tweede kind uit een gezin van zes en getrouwd op zijn zeventiende met Pita, begreep al vroeg in zijn leven dat zij voor een missie stonden. Piet en Pita hadden beiden het verlangen naar een groot gezin, “maar hoe dat uiteindelijk realiteit geworden is, dat is wonderlijk”, vertelt Piet ingetogen maar dankbaar. “Eind jaren tachtig zijn wij tot geloof gekomen en hebben wij ons leven in handen van Christus gelegd. Wij kregen Oeganda op ons hart en wisten dat daar onze bestemming zou liggen, werken met kinderen en onze talenten inzetten voor de allerzwaksten”.

“Je moet weten”, vertelt Pita, “wij pikken baby′s op die letterlijk en figuurlijk weggegooid zijn. Er zijn al vele honderden baby′s door mijn armen gegaan. Baby′s waar wij een familie voor zoeken. Ja, voor velen betekenen wij een thuiskomen, voor velen zijn wij een thuis!” Piet vult aan met, “wij werken aan de meest beroerde kant van de samenleving. Meisjes raken vaak ongewenst zwanger enerzijds omdat jongens sterk het idee hebben zich te moeten bewijzen anderzijds omdat bepaalde culturele gewoonten meisjes extra kwetsbaar maken. De baby die uit dat soort contacten wordt geboren, wordt als ongewenst beschouwd en vaak letterlijk weggegooid”. Ik word stil en vraag hen beiden hoe zij dit werk volhouden, waarop Pita antwoordt, “Wat ons enthousiast houdt zijn de kinderen die het redden en opgroeien als gezonde volwassenen met een toekomst”.    

Piet legt uit dat de organisatie Noah´s Ark bestaat uit diverse scholen, een kliniek en een kindertehuis. “Wij zijn echter van mening, ook uit Bijbels oogpunt, dat een kind een gezin verdient om in op te groeien”, vertelt hij, “het is daarom dat wij proberen families terug te vinden en te trainen in ouderschap. Ook zoeken wij lokaal mensen die kinderen willen adopteren”. Enthousiast spreekt hij over hoe de organisatie midden in de samenleving staat met een koffie-, mango- en visfarm en door de instanties betrokken wordt in het geven van advies en het bieden van ondersteuning. “Komende dinsdag gaan wij terug naar Oeganda, wij verlangen ernaar de vele kinderen en de beroepskrachten weer te zien”, vertelt Pita, “dan zijn wij er weer om mensen te motiveren en te stimuleren en gezinsproblemen op te lossen”.      

“Noah´s Ark is ons leven en dat is precies wat ik iedereen gun, een levensdoel waarin je je talenten kwijt kan”, vertelt Piet. “Zorg dat je iets doet in het leven waarin je van betekenis kan zijn. Pak dat op waarin je helemaal jezelf als mens terugvindt”. Pita lacht en fluistert  “wij zijn nog niet klaar”. 

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

Diverz biedt volop activiteit deze zomer!

Wij zijn energiek en wendbaar gebleken

“De corona uitbraak deed wat met onze organisatie”, opent Yvonne Zuidgeest (directeur-bestuurder van Diverz) ons gesprek. “Kan je je voorstellen dat onze wereld even stil stond toen onze tien wijklocaties moesten sluiten. Onze trouwe bezoekers, voor hen zijn wij er tenslotte, stonden plotseling voor een gesloten deur. Juist op dat moment klonk bij ons in de organisatie de roep ‘Wij moeten hoe dan ook wat doen!’. Er ontstond daardoor een nieuwe energie. Onder het motto ‘samen kunnen wij het aan’ werd het Diverz Belteam opgezet. Ik werd direct blij van de spontaniteit van de medewerkers, die eensgezind op zoek gingen naar alternatieve contactmomenten zoals video bellen. Ook onze jongerenwerkers bleken initiatiefrijk met het maken van hun vlogs”.

Enthousiast vertelt zij dat het platform ‘Zwijndrecht voor elkaar’ zo geweldig haar meerwaarde heeft bewezen. Dit platform, waar je hulp kan vragen of aanbieden, mocht zich verheugen op een grote toename van vrijwilligers die zo graag in deze tijd wat voor een ander wilden doen.   

Waar zij lovend is over de kracht en creativiteit van haar organisatie en het enthousiasme van al die vrijwilligers wil zij haar partners niet vergeten. “Wij hebben met de gemeente direct de handen ineen geslagen. Prachtig vond ik het om te zien hoe wij vaak heel snel, haast vloeibaar, samenwerkten. Trouwens ook met weekblad De Brug was het fijn werken om, naast de posters die wij al verspreidden, zichtbaar te blijven voor hen die de aandacht in deze corona-tijd zo bijzonder nodig hadden. Ja, zichtbaar en wendbaar zijn staan hoog in ons vandaal”, gaat zij verder. “Zichtbaar om aandacht te geven aan mensen die zich in deze tijd eenzaam voelen of getroffen worden door het wegvallen van inkomsten en wendbaar om in te spelen op iedere situatie”.

Als ik haar vraag naar de zomerperiode en het programma van Diverz zegt zij, “wij gaan nu na drie maanden geleidelijk weer open. Er komt met andere woorden meer ruimte voor activiteiten.  Wij hebben een mooi zomerprogramma met veel extra´s. Wij beseffen overigens dat veel mensen de zomer anders dan anders door zullen brengen. Er zullen heel wat mensen thuis blijven en nogal wat jongeren zien andere activiteiten wegvallen, vandaar dat wij een mooi en breed programma aanbieden”. Yvonne noemt alvast wat activiteiten uit het programma die ook terug te vinden zijn op de website van Diverz. Zo is er een vakantieworkshop lasergamen voor jongeren en natuurlijk de kidsclub. De  buurtrestaurants gaan door en er is een thema-avond rond ‘doe je ding duurzaam’. Bovendien is er ook een fietstour voor volwassenen en picknicken in de tuin. Die laatste activiteiten worden samen met Yulius georganiseerd.

Yvonne geeft tenslotte aan dat voor haar organisatie de komende tijd het evalueren van deze periode prioriteit heeft. Daarnaast blijft Diverz alert en voorbereid op nog eens zo´n periode. Zij voegt daaraan toe dat het allerbelangrijkste is dat zij en haar mensen zich verbonden hebben gevoeld en daardoor nog meer honger naar verbinding hebben. “Ja, wij versterken graag de eigen kracht van de inwoners en wij dragen graag bij aan hun zelfredzaamheid. Dat doen wij verbindend, klantgericht en ondernemend”.

Kijk eens op de website van Diverz voor het zomerprogramma, en op die van ‘Zwijndrecht voor elkaar’ waar vraag en aanbod samenkomen: https://www.diverz.info/  https://www.zwijndrechtvoorelkaar.nl/

Al zestig jaar gelukkig

“Oh, wat hadden wij ons zestigjarig huwelijk graag in Nederland gevierd dit jaar”. Corrie Bakker-Stehouwer roept het mij toe vanachter haar computer als zij samen met haar man Meeuwis hun levensverhaal vertelt. Zij wonen sinds 1980 in Nieuw-Zeeland, in de plaats Thames op het Noordereiland.

Meeuw, zoals hij eigenlijk heet, werd in 1942 geboren en zijn vrouw Corrie in 1944. Als geboren Ambachtenaar groeide Meeuw op aan de toenmalige Ommedijk. Corrie werd in België geboren en nadat haar moeder vroeg overleden was verhuisde zij in 1957 met haar vader, haar zus Nel en broer Jan naar Ambacht. Al snel kwam Meeuw in haar leven en hun liefde wierp letterlijk zijn vruchten af. Corrie werd op haar zestiende zwanger en dat betekende dat zij en Meeuw op achttien augustus 1960 in het gemeentehuis van Ambacht elkaar het jawoord gaven. “Ja, ik zie het nog voor mij”, vertelt Corrie, “hoe heel Ambacht uitgelopen was om naar ons te kijken om dan vooral te zien of wij er wel netjes uitzagen”. Meeuw vult aan dat zijn vader de avond ervoor hem op het hart drukte dat hij iets moois van het huwelijk moest gaan maken, anders zou er wat zwaaien. Zo werd in 1961 hun eerste kind Els geboren en er zouden nog vier kinderen volgen, Peter, Arie, Henriëtte en Brigitte!

“In die tijd moest ik regelmatig naar het postkantoor om formulieren in te vullen”, vertelt Corrie, “op een ochtend zei de postbeambte, “jij bent nog niet volwassen”. Toen ik vervolgens riep dat ik moeder was reageerde hij met “vroeger hadden kinderen een snotneus, tegenwoordig hebben snotneuzen kinderen”. Toch was het een fijne tijd zo met elkaar, wij waren een hechte familie niets was ons teveel”. Dan vult Meeuw aan dat hij door het bouwen van zijn boot met de naam ‘Het Meeuwennest’ het bouwen van een nestje met zijn vrouw en kinderen letterlijk had genomen…‘Het nest van Meeuw’!

In 1980 emigreerde de hele familie naar Nieuw-Zeeland. Meeuw vertelt dat hij een betere toekomst wilde voor zijn kinderen en omdat zijn broer zes jaar daarvoor ook naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd was waagde het gezin Bakker het erop. “Ik ging met een klein zakwoordenboek naar mijn werk”, vertelt Meeuw, “ieder Engels woord dat ik niet begreep zocht ik op”, waarop Corrie toevoegt, “en ik had nog wel eens de lachers op mijn hand, als ik weer eens vroeg om de ‘bastard’ suiker”. 

Als ik vraag naar het geheim van hun huwelijk zegt Corrie, “Zestig jaar samen getrouwd zijn is het delen van lief en leed. Zeker in de beginjaren is het meer geven dan nemen”. Dan lacht zij en fluistert zachtjes, “maar je gaat elkaar steeds beter begrijpen, ik weet zonder iets te vragen wat er in Meeuwis omgaat”. Corrie en Meeuw zijn elkaar al die jaren tot steun geweest, toen Meeuw kampte met somberheid als gevolg van heimwee die hem overviel en toen in 2016 bij Corrie leukemie werd geconstateerd. “Drie maanden heb ik in het ziekenhuis gelegen en iedere dag zat Meeuwis aan mijn bed”, vertelt Corrie.

Op mijn vraag naar hun plannen en hun levenshorizon reageert Corrie, “dagelijks genieten van de vijf kinderen, de elf kleinkinderen en de zes achterkleinkinderen”, om dat triomfantelijk aan te vullen met, “En begin je vroeg met kinderen dan kan je veel en lang plezier van ze hebben!”

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

Ruimte om te leven!

Als ik zaterdagochtend via Skype contact leg met Vera Mars lijkt het bij de ‘eerste’ goedemiddag wel of zij naast mij zit. Vera Mars geboren en getogen in Zwijndrecht woont alweer sinds 2007 met haar partner Bert in North West Australië. “Waar ben je Vera?”, vraag ik haar. “Op dit moment zijn wij in Karratha, zo´n vijftienhonderd kilometer ten noorden van Perth. Karratha heeft een zeer grote haven voor de overslag van bulkgoederen, met name ijzererts”, gaat zij verder. 

Vera stelt voor om haar verhaal in 2005 te beginnen. Toen vatte zij en Bert serieus het plan op om naar Australië te emigreren. “Wij hadden daar al diverse duikvakanties gemaakt en telkens weer genoten wij van het klimaat, de natuur en de ruimte. Het heeft uiteindelijk twee jaar geduurd alvorens wij ons visum kregen. Natuurlijk waren er heel wat mensen nieuwsgierig of het ons ging lukken”, gaat zij verder, “en óók of wij ons al ingeschreven hadden voor het programma ‘Ik vertrek’. Dan vertelde ik steevast dat wij helemaal geen leuk stel zijn voor dat programma, immers wij zijn veel te goed voorbereid”. Zij lacht en zegt, “Je moet eraan toe zijn en klaar zijn om zo′n stap te zetten”.

Zij woonden eerst bij mensen op kamers om in Perth uit te zoeken waar het prettig wonen was, zich te oriënteren op werk en de gewoontes eigen te maken. “Perth is het best bewaarde geheim op aarde”, vertelt Vera enthousiast, “wat een heerlijke stad. Veel cultuur en events, veel parken met haar gratis barbecues en op het strand altijd een plekje! Nee, hier missen wij niets behalve onze familie en vrienden in Nederland en natuurlijk de boeren belegen kaas. Ik denk dat als wij in Nederland gebleven waren wij minder gezond geweest zouden zijn”, gaat zij verder. “Wij leven hier zo relaxt. In Nederland moet je zoveel. Alles moet weken voorruit gepland worden met vaak weinig tijd voor vrienden en familie”. Dan zegt zij, “We hebben beide onze carrière stapsgewijs afgebouwd. Onze vrije tijd vullen wij nu in met het doen van leuke dingen en vrijwilligerswerk, denk bijvoorbeeld aan assistentie bij rampen en vermissingen maar ook aan het tijdelijk opvangen van honden”.

“En wat zijn jullie plannen?”, vraag ik haar. Vera vertelt dat zij de huur per één maart hebben opgezegd en op dit moment een ‘roadtrip to nowhere’ maken. “Wij weten dat het heel on-Nederlands is, maar een paar maanden geleden hebben wij onze spullen verkocht. Nu is de kampeertrailer ons huis geworden en zien wij wel wat er op ons pad komt. Zo trekken wij tot november door North West Australië en doen wij van alles en nog wat. De laatste maand bijvoorbeeld hebben Bert en ik op een schapenboerderij gewerkt als vrijwilliger. Ik heb heel erg genoten van de kleine lammetjes. De komende twee weken passen wij op een huis met een paar honden hier in Karratha. ‘House sitting’ heet dat, het is hier nogal populair”. Blij vertelt zij vervolgens dat zij zich verheugd op wat nog komen gaat, “wij gaan de Gibb River Road rijden, een traject van 660 kilometer”.  

Tenslotte geeft ze als motto voor de lezer mee, “Er zijn vaak duizend redenen om iets niet te doen en er is maar één reden het wel te doen. Gun jezelf dat laatste en neem de ruimte om te leven!” 

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

Speelruimteplan staat voor visie en kwaliteit.

Dat wethouder Lafleur vorige week maandagavond een ambitieus Speelruimteplan presenteerde, daarvan is geen woord te veel gezegd. De raad werd om instemming gevraagd de komende jaren werk te maken van het optimaliseren van de speelruimte in de gemeente.  

Het coalitieprogramma zegt dat kinderen en jongeren de toekomst hebben, waarbij het belangrijk is dat er een gezond leefklimaat voor hen is en bovenal dat zij de kans hebben zich te ontplooien. Het is dit uitgangspunt dat maakt dat het speelruimtebeleid binnen de gemeente opnieuw bekeken werd.

De gemeente Hendrik Ido Ambacht kent 126 openbare speel- en sportterreinen. Dit zijn meestal kleine speelplekjes die met traditionele speeltoestellen zijn ingericht voor de jongste doelgroep.

De gemeente wil toe naar een netwerk van centrale en ruime buurtspeelplekken met voldoende speelwaarde voor verschillende doelgroepen en een divers speelruimteaanbod. Daarnaast wil zij meer rekening houden met de behoefte van kinderen en volwassenen met een beperking. Ook moet de speelruimte groener worden zodat zij aantrekkelijker is. Tenslotte wil zij de bewoners van alle leeftijden uitnodigen in de openbare buitenruimte te spelen, sporten en te bewegen.

De uitvoering van het plan betekent, minder speelplekken maar wel de focus op kwaliteit. In het plan wordt geconcludeerd dat veel plekken (ongeveer 50 van de 126) nu weinig toevoegen aan het speelaanbod in de huidige vorm. Het plan stelt voor deze speelplekken `om te vormen` (in te richten met een lager budget) of zelfs helemaal op te heffen. En wat mag dit kosten zult u zich afvragen. De uitvoering van het plan kost 2,5 miljoen euro, jaarlijks zal er daarom 120.000 euro meer nodig zijn dan het beschikbare budget in de huidige begroting.    

Direct brak mevrouw Gommans (D´66) tijdens de behandeling in de raad een lans voor de `oudere jongeren`. Zij lijken volgens haar bij de uitvoering van dit plan buiten de boot te vallen. Zij pleit  ervoor de jongeren opnieuw te benaderen en uitgebreid stil te staan bij hun behoeften. Haar reactie is mij uit het hart gegrepen. Zou daarom na het eerste pizza-overleg in 2019 een tweede pizza-moment met de jongeren niet een goed idee zijn?

De heer Struik (Ambacht Uw Belang) gaf zijn worsteling aan met de speelplekken die volgens het plan gaan verdwijnen, de zogenaamde `zwarte bolletjes`. Hij deed een appèl er met de betrokken bewoners nogmaals kritisch naar te kijken. Bij meerdere raadsleden rijst in het kader van de bewonersparticipatie echter de vraag in hoeverre de inwoners werkelijk behoefte hebben bij het plan betrokken te willen zijn. Ik bedacht mij daarbij, dat verantwoordelijkheid nemen voor je leefomgeving allereerst bij jezelf begint en niet bij de raad.

Het laatste woord was aan de wethouder, hij vertelde onlangs nog met schoolkinderen gesproken te hebben over hun ideeën onder andere over meer speeluitdaging en ruimte voor klimmen en klauteren. Ook het meer toegankelijk maken van speelplekken voor kinderen met een beperking werd door hen genoemd. Mooi vindt hij dat het Speelruimteplan niet alleen hierin voorziet,  maar ook bij de inrichting van sportplekken rekening houdt met `bewegen voor ouderen`. Het is volgens hem ook een kans jong en oud samen te brengen middels een ontmoetingsplek, waardoor er wellicht goede gesprekken op gang komen tussen hen.

Na de vergadering fiets ik in het schemerdonker langs een tiental speelplekken en denk, dat Speelruimteplan is zo gek nog niet.

“Trude kleurt haar buurt“

Vandaag bracht ik een bezoek aan Trude Euser van de Warmoeziershof. Ik trof haar aan in de tuin met haar man Bart, het was juist de dag waarop zij 15 jaar getrouwd waren. De reden van mijn komst was een andere. Trude heeft beeldende vorming gestudeerd aan de Willem de Kooning Academieen is sinds 3 jaar werkzaam als docente op het Wartburg College Swaef in Rotterdam.

“En toen brak de coronatijd aan“, begint Trude direct haar verhaal. “Hoe houd ik mijn studenten geïnteresseerd was de vraag die bij mij opkwam. Welke opdrachten geef ik hen en vooral wat kunnen zij heel praktisch in hun thuisomgeving doen“. Er verschijnt een glimlach op haar gezicht als zij een uitstapje maakt naar straatkunst die haar bijzondere interesse heeft.

“Ik ben gek op kunstuitingen in de openbare ruimte, kunst die iets toevoegt aan de omgeving, de buurt, de stad. Kunst op muren, straten en pleinen. Straatkunst is een hele pure en positieve kunstvorm“, gaat zij enthousiast verder. “Straatkunst brengt leven in een buurt, er wordt over gesproken en het brengt mensen in contact met elkaar. Nou, en toen moest ik plots aan mijn studenten denken en de opdracht die ik ze zou geven“.

Trude is vervolgens bij haar om de hoek `zomaar` aan de slag gegaan. “Ik vond dat ik mijn studenten warm moest maken voor straatkunst en een goede docente doet het dan eerst even voor“, glimlacht zij. “Ik ben hier op de schutting in ons hofje begonnen met twee ijsvogeltjes al snel gevolgd door een pimpelmees. Ik was verrast door de spontane reacties van de mensen uit de buurt, mensen die je niet of zelden spreekt“. Ingetogen vertelt zij dat zij niet graag op de voorgrond staat, “laat mij maar gewoon mijn gang gaan, ik hoef niet in de schijnwerpers. Ik kreeg al verzoekjes als, graag een ekster op mijn garagedeur“, zegt Trude. “Maar nee, het is echt een spontane actie voor mijn studenten dus het moet niet uit de hand gaan lopen“. Of toch, “deze tekeningen hebben wel iets bij mij losgemaakt“, gaat zij verder “binnenkort ga ik namelijk een professionele cursus volgen rond straatkunst en ik leer ook met andere materialen werken“.

Dat brengt ons gesprek op hoe zij haar tekeningen maakt. “De tekeningen zijn gemaakt van krijt, zij maken niets kapot en spoelen weg als het goed regent“, vertelt Trude. “De tekeningen zijn er dus maar tijdelijk en ik proef hier in de buurt dat mensen er blij van worden“. Gepassioneerd zegt zij, “het verbindt mensen met elkaar en het geeft vrolijkheid. Een mevrouw hier uit de buurt was aanvankelijk terughoudend, maar de zwanenfamilie die ik voor haar getekend heb heeft haar hart gestolen“.

“En waarom vogels eigenlijk?“, vraag ik haar tenslotte. “Vogels zijn zo heerlijk puur en vrij, ik geniet van hun gezang en hun kleuren. Het is ook door de grote van mijn tekeningen dat ik mensen bewust wil maken hoe mooi zo´n vogeltje wel niet is“. Tenslotte sluit zij af met, “mijn inspiratie haal ik uit hoe wonderlijk mooi ik de schepping vind. Als ik ´s ochtends wandel in het Sandelingenpark zie ik het licht en de kleuren die iedere dag weer anders zijn…….prachtig!“.     

Kijk eens op de website van Trude www.gekleurd.com en vertel haar wat je van haar werk vindt.

Fietsen voor het hartekind

Een hartekind zal menig lezer zich direct afvragen, wie wordt daarmee bedoeld?

Een hartekind staat voor een kind met een aangeboren hartafwijking. En dat fietsen dan…?

Edwin en Arthur den Hollander zijn de fietsers die binnenkort als `vliegende Hollanders` hun kilometers fietsen voor de Stichting Hartekind. Deze stichting is het enige goede doel in Nederland dat zich uitsluitend inzet voor wetenschappelijk onderzoek naar aangeboren hartafwijkingen bij kinderen. Ik ontmoet Edwin en Arthur, de zoon van Edwin, bij hen thuis.

Edwin is zelf een hartekind. Als middelste uit een gezin met vijf zonen werd hij 44 jaar geleden met een hartafwijking geboren. Openhartig vertelt hij wat het betekent om een hartekind te zijn.

“In mijn eerste twee levensjaren heb ik tweemaal een openhartoperatie ondergaan. Ik heb een vernauwing waardoor er bij de hartklep een lekkage ontstaat en mijn hart harder zijn best moet doen“, legt hij uit. “Tot mijn dertiende levensjaar was ik altijd veel sneller moe dan andere kinderen. Het voelde voor mij als een beperking, ik kon dan wel mee met de anderen maar ik bereikte sneller mijn grens. Op mijn dertiende heb ik donorhartkleppen gekregen van een volwassen persoon, er was bij mij immers al sprake van een zogenaamd sporthart, eenvoudigweg omdat mijn hart harder moest werken. Ik zie nog de schrik in de ogen van mijn moeder toen ik een paar weken na de operatie vanuit Zwijndrecht zomaar op en neer naar Rotterdam gefietst was…“.

En hoe sta jij in het leven vraag ik hem. “Ik draai eigenlijk in alles mee“, zegt hij positief. “Ik sta er niet iedere dag bij stil hartpatiënt te zijn. In mijn dagelijks leven ben ik altijd open en eerlijk geweest over mijn situatie, ik hoef mij niet te schamen…voor niets.

Ik kan mij de beschermende en soms wat angstige houding van mensen overigens wel voorstellen, maar een kind, een mens wil tenslotte leven niet waar?!“ Hij vertelt dat er hartpatiënten zijn die het veel zwaarder hebben dan hijzelf. Hij prijst zich gelukkig al dertig jaar `plezier` te hebben van de donorhartkleppen. “Ik ben sportief en van huis uit een schaatser“, gaat hij verder. “Ik vind het heerlijk op de Weissensee te schaatsen“, glimlacht hij. “Twee jaar geleden is het fietsen erbij gekomen, nadat mijn zoon een racefiets gekocht had. Hij heeft mij aangestoken. Zo fietsen wij samen op de 27ste juni en de 4de juli onze sponsortocht voor het hartekind“.    

Arthur onderbreekt en zegt, “ja, ik heb eigenlijk een hele normale, gewone vader“. Op mijn vraag waarom hij meedoet zegt hij, “je bent dan met zijn tweeën, het is fijn om het samen te doen“. 

Thuis laat ik de ontmoeting bezinken en bekijk ik nog de video van de Stichting Hartekind  www.hartekindride.nl/hartekind. Ik word stil als ik een kind hoor vertellen “Ik ben acht jaar en ik ben al acht keer geopereerd“ en een moeder hoor zeggen “ik ben als moeder nog steeds heel erg bang dat mijn kind doodgaat“.

In Nederland leven meer dan 25.000 hartekinderen en om de dag overlijdt er één kind aan een hartafwijking. Dit is een onvoorstelbaar drama voor hen, hun ouders, broertjes, zusjes, opa´s en oma´s en hun omgeving.                                

Ik leef mijn droom

“Bij jullie in Ambacht heet ik Ali Kreuk, hier in Tasmanië ga ik als Alison Heathorn door het leven”, het is de start van een gesprek met een vrouw die aan de andere kant van de wereld haar bestemming vond. Alison beschrijft zichzelf als een persoon met een enorme wil en een groot doorzettingsvermogen, “mijn leven kent een paar bijzondere momenten die bepalend waren voor hoe het allemaal zo is gelopen”. Als kind uit een gezin van zeven, geboren aan de Onderdijkse Rijweg 94, ging haar voorliefde al vroeg uit naar de boerderij.  “Je wordt als boerin geboren, dat geloof ik zeker”, zegt zij stellig, “de boerderij betekent voor mij ruimte, vrijheid en liefde voor dieren, speciaal koeien. Ik begreep als klein kind niet dat ik al wandelend over Halfweg en Guldenweg het bouwland en de koeien zag verdwijnen. Het was dan ook niet zomaar dat ik rond mijn achtste jaar droomde naar Australië te zullen gaan. Het kon ook haast niet anders want ik vond als kind dat ze ons dorp hadden verwoest”.    

Enthousiast vertelt zij verder, “ofschoon ik net als mijn vader heel leergierig ben wilde het op school niet lukken. Ik denk trouwens dat ik dat vrije van hem heb, immers hij was een kind van binnenvaartschippers. Op 4 januari 1972 kwam voor mij het moment mijn droom langzaam vorm en inhoud te geven door eerst naar Engeland te gaan. Ik vond het belangrijk Engels te leren, vertelt zij verder, “en daarbij wilde ik ook ontdekken hoe het was om als jonge vrouw voor het eerst van huis weg te zijn”. Alison ervoer in Engeland en Wales het boerenleven. Het betekende de voorbereiding voor de grote sprong van emigratie.

Het politieke klimaat in Australië destijds was nog niet rijp om Alison als emigrant te ontvangen.  “Nee, ik startte in Nieuw-Zeeland” vertelt Alison. “Ik kon beginnen als ‘herdtester’ wat betekende dat ik dagelijks op pad was boerenbedrijven te bezoeken om melkmonsters af te nemen. Echter mijn droom liet mij niet los en na twee jaar zei ik mijn werk vaarwel om al liftend Australië te ontdekken. “Ik werd zoals wij dat hier noemen een ‘WWoofer’, het betekent zoveel als dat je onderweg voor je kost en inwoning werkt op een landbouwbedrijf. Zo′n leven is mooi maar houdt je ook af van het idee je nog eens ergens te settelen”, gaat zij verder. “In de laatste weken, juist voor het aflopen van mijn reisvisum, besloot ik ook Tasmanië nog te bezoeken. In dat beetje tijd ontmoette ik mijn toekomstige man. Toen ik alweer van plan was door te reizen hield een dagenlange kolossale regenbui mij vast op de boerderij van zijn vader waar ik werkte. Zo hield op wonderlijke wijze niet alleen de regenbui maar ook de liefde mij vast. De liefde voor Brian, mijn man”.      

Daar in de uiterste noordwestpunt van Tasmanië ontdekte Alison niet alleen hoe mooi het land is en hoe vriendelijk de mensen zijn (“het is weids en groen, het lijkt wel een beetje op Ierland”), maar ze ontdekte ook haar eigen talenten en kwaliteiten. “Ik merkte steeds meer dat niet zozeer het praktische werk op de boerderij voor mij was weggelegd maar veel meer het runnen van het bedrijf op zich. Brian en ik vulden elkaar daarin prachtig aan. Hoogtepunt van onze carrière was dat wij voor Tasmanië in 1985 ‘boer van het jaar’ werden, werkelijk een kroon op ons werk”.

“Ik vind het prachtig in De Brug iets over mijn leven te mogen vertellen”, zegt zij ter afsluiting “en of mensen mij nog kennen van vroeger. Ik hou van mensen en ik wil graag weten hoe hun leven verlopen is”, om dan nog toe te voegen “vermeld rustig mijn emailadres: alisontassie@gmail.com”.

Als het op onze skype-lijn praktisch stil geworden is hoor ik haar plots zeggen, “ik wil aan iedereen nog meegeven, zorg dat je een doel in je leven hebt en volg daarbij je droom”.

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug: