Feliz año nuevo!

Nu bijna veertig jaar geleden ontmoette de Zwijndrechtse Edward van der Ent zijn Silvia. Als zoon van kapper van der Ent, die een zaak runde aan het Willem Ruysplein, ging hij net als vele jongeren in die tijd op vakantie naar Spanje. De Costa Brava of zoals in het geval van Edward, Calella aan de Costa del Maresme was de plek waar het allemaal gebeurde en waar het vertier hoogtij vierde. Nee, Silvia is geen Spaanse, zegt Edward heel beslist, het is een echte Catalaanse”.  Catalonia een land met een eigen taal, gewoonten, gebruiken en temperament. Ik ontmoette Silvia op de laatste avond van de vakantie en wij besloten elkaar te schrijven, er groeide iets tussen ons tweeën”, vertelt hij. Ik spreek over 1982, je had toen alleen de KLM en Iberia maar Silvia had zoveel indruk op mij gemaakt dat ik het jaar erop terugging om haar weer te zien”. Edward en Silvia trouwden in 1995 en samen met hun drie dochters Dorethy Ann, Nora en Audrey wonen zij in hartje Barcelona, dichtbij het centraal station.     

Opgenomen in de familie is Edward gek op het land en het leven daar. “Het is hier zoveel relaxter dan in Nederland”, zegt hij. “Het is van mei tot en met oktober zomers en daaromheen gewoon heerlijk aangenaam. Normaal werk ik twee tot drie dagen per week in Madrid, dat is er evenwel dit jaar nog niet van gekomen”, gaat hij verder, “ik heb als financial controller van een wereldwijd concern in onder andere generatoren een drukke en verantwoordelijke baan. Al een jaar werk ik nu vanuit Barcelona, een stad die een mens alles biedt wat maar te wensen valt”. 

Edward praat vervolgens honderd uit over een prachtig initiatief in Barcelona dat direct raakt aan zijn roots, het is de Oranjedijkschool een zaterdagschool voor kinderen met Nederlandse ouders die woonachtig zijn in Barcelona en omstreken. Op de Oranjedijkschool leerden en leren zijn dochters Nederlands. “Wat ik belangrijk vind is dat naast dat mijn dochters plezier beleven aan hun studie, zij door het leren van het Nederlands makkelijker toegang hebben tot het studeren aan een Nederlandse universiteit maar vooral ook dat het leren van een extra taal meer kans maakt op een goede baan. Kijk naar mijn oudste dochter”,  gaat hij verder, “als hostess krijgt zij juist door het beheersen van de Nederlandse taal veel werk aangeboden (ook al is dat gelet op corona nu wat minder)”. Hij glimt als hij zegt dat de Oranjedijkschool nog niet zo lang geleden vijfentwintig jaar bestond en er een prachtige promotiefilm door de studenten is gemaakt ‘Hola Barcelona’, Oranjedijkschool wij leren Nederlands. “Ga hem maar bekijken op www.oranjedijkschool.com”, roept hij spontaan.

Na op adem te zijn gekomen van zoveel enthousiasme over de Oranjedijkschool, zijn dochters en de mogelijkheden en onmogelijkheden van het leven, komt ook El Gordo (‘de vette’) ter sprake. “Wij waren de laatste twee weken helemaal in de ban van deze werkelijk unieke loterij met een prijzengeld van 2,4 miljard euro”, vertelt hij. Edward legt mij uit hoe deze loterij georganiseerd wordt, “de loterij bestaat uit 172 series van hele loten met vijf cijfers. Een heel lot kost tweehonderd euro. Bijna iedereen koopt een tiende van een lot. Aangezien de series door organisaties, bedrijven of zelfs een dorp gekocht worden weet je van elkaar of je prijs hebt of niet. Het houdt mensen in de greep, en door de vele loten zijn er ook veel winnaars, dat is waar het plezier en het succes op terug te voeren is”.

En dan…..dan nog even Zwijndrecht. Er klinkt geen weemoed maar slechts woorden die terugvallen op mooie herinneringen aan mavo De Morgenster, het Develstein College, VVGZ en de jeugdbrandweer. En zo eindigt ons gesprek en zo eindigt een jaar, “ Gelukkig nieuwjaar, Edward. Feliz año nuevo!”

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

Tulpen uit

Haar stem spreekt van stilte en ruimte. De stilte en ruimte van het land waar zij woont. Ik ben de grens met Zweden gepasseerd voor een ontmoeting met Mathilde Oosterhoff. Deze geboren en getogen Zwijndrechtse woont alweer sinds 2008 met haar man Mark en de kinderen Finn en Sanna in midden Zweden, in de buurt van Kall om precies te zijn.  

Het avontuur dreef ons”, begint zij enthousiast ons gesprek. “Heel veel mensen laten het bij dromen en praten er veel over, maar blijven uiteindelijk toch thuis op de bank zitten. Zo is er altijd wel een reden om het avontuur niet aan te gaan”. Mathilde vertelt over de aanloop en de keuze voor Zweden. “Mark en ik hebben vanaf het begin het idee gehad dat onze leefomgeving buiten Nederland lag. Wij zijn beiden heel sportief en ook nog gek op de natuur. Toen ons idee te vertrekken verder vorm kreeg, hebben wij ons afgevraagd waar onze ideale plek zich zou bevinden. In Nieuw-Zeeland zijn wij geweest, in Frankrijk en zelfs Slovenië was een optie. Het werd Zweden”. Zij glimlacht als zij zegt, “weet je wat zo heerlijk is aan Zweden, het kent vijf seizoenen. De maanden februari, maart en april noemen wij de voorjaarswinter. De combinatie van veel zon en sneeuw maakt het leven hier dan ideaal”.

Het is half vier als zij thee inschenkt en het praktisch donker is. Ik vraag haar naar de bezigheden.   

“Het leven voor ons in Kall is een leven van in en om het huis”, vertelt zij. “Eigenlijk zijn wij altijd bezig met vissen, kanoën, jagen en skiën. Met veertien hectare grond en een eigen bos leven wij letterlijk in en van de natuur. Ja heus, wij houden ons warm met ons zelf gehakte hout”, zegt zij serieus. Dan komen de tulpen plots ter sprake. “Sinds drie jaar run ik met veel plezier een bedrijf in tulpenbollen. Ofschoon ‘de Zweed’ niet echt van bloementuinen houdt en Mark onderwijl op de vrachtauto rijdt in Noorwegen, heb ik daar toch zelf een leuke business aan”, vertelt zij. “Leven in Zweden is leven in een lager tempo”, gaat zij verder, “verwacht bijvoorbeeld niet dat men hier dezelfde dag nog een email zal beantwoorden, daar kunnen soms veertien dagen overheen gaan. ‘De Zweed’ is plichtsgetrouw, werkt hard, koestert zijn vrije tijd en klaagt niet. Slecht weer bestaat niet voor een Zweed, er bestaan alleen slechte kleren”.

Het gesprek verplaatst ons richting Zwijndrecht. “Zwijndrecht”, zegt Mathilde, dat is voor mij de brug, “man wat ben ik daar vaak overheen gefietst, wat heb ik daar een kilometers liggen.  Zwijndrecht is ook de (toenmalige) AH aan de Kort-Ambachtlaan. Ik heb daar een heerlijke tijd gehad. Ik werkte met een leuke groep collega’s en wij hadden een geweldig contact met de klanten. Ja, ik kijk daar met heel veel plezier op terug. Zwijndrecht is ook de familie”, gaat zij verder, “wij hebben hen door corona een heel jaar niet ontmoet. Contacten worden anders nu, want wij spreken ze vaak via videobellen maar mochten zij dan hier zijn dan is het contact ook veel intenser”.

Ons gesprek loopt teneinde wanneer de kinderen thuis komen van school, “die hebben het toch zo naar hun zin, door weer en wind spelen zij buiten”, zegt Mathilde.

Ik zie haar vervolgens  denken als zij tenslotte zegt dat leven een continue bijstellen van plannen inhoudt. “Hoe flexibeler jij omgaat met je plannen en de uitkomsten daarvan, hoe beter je de kunst van het leven zal begrijpen”, zegt zij, “En als je de kunst van het leven eigen hebt gemaakt, dan…is het af, dan is het leven geleefd”.

Samen in de naam van

Deze keer trek ik de grens over naar Zuid-Spanje. Ik ontmoet Wim de Groen, hij is zendingswerker.      Ik praat met hem over een leven in het teken van roeping en missie, over het leven in Zuid-Spanje met zijn gezin en natuurlijk over Ambacht. “Ambacht, dat is het thuisgevoel. Ambacht is dorps en tegelijkertijd vlakbij de stad, het is voor mij de Ring waar ik ben opgegroeid en de Stadhouder Willem III waar ik naar school ging”. 

Wim vertelt over het leven in Nederland, “nadat wij na acht jaar in Ecuador te hebben gewoond in de zomer van 2019 naar Spanje zouden vertrekken, hebben wij vier maanden overbrugd in Ambacht. Die vier maanden waren precies genoeg, immers het viel ons direct op dat de Nederlandse mensen fantastisch zijn, maar ook dat zij geen tijd hebben”. Wim vertelt verder, “de klok regeert het leven in Nederland. Om half zes wordt er gegeten, om half acht naar de televisie gekeken en zondags gaat men om half tien naar de kerk. Waar is de verrassing in het leven van de Nederlander? Waar is de ruimte om tijd te nemen voor een spontane ontmoeting tijdens het doen van de boodschappen?” Wij stappen over naar het hier en nu, nadat Wim nog toevoegt, “ik gun de Nederlander een leven waarin niet de planning, maar de liefde voor elkaar centraal staat”.

Sinds de zomer van 2019 geven Wim en Nienke leiding aan een trainingsprogramma. De schat aan kennis en ervaring die zij hebben opgedaan bij het uitvoeren van waterprojecten, in de gezondheidszorg en in de kassenbouw dragen zij nu over aan nieuwe zendingswerkers. Wim vertelt, “gedurende zes maanden krijgen de zendingswerkers een training die naast Bijbelstudie hen ook veel leert over andere culturen, armoedebestrijding en zaken rond gedrag en houding. Wij leren hen letterlijk ‘op de handen te gaan zitten’, het werk niet van mensen over te nemen maar hen te stimuleren het zelf te doen”. Hij vult nog aan met, “binnen het zendingswerk leggen wij altijd de focus op de driehoek van leven. Wij zorgen voor eten, water en gezondheid”.

Spontaan vertelt Wim dat hij nooit gedacht had dat hij ooit voor een zendingstaak geroepen zou worden. “Ik was maar een gewone technicus, een veredelde fietsenmaker. Ik had altijd het idee dat er in de zending alleen plek was voor afgestuurde mensen, zoals dominees bijvoorbeeld”. Hij glimlacht als hij zegt, “ik voel mij op mijn plek en ik kan in mijn werk mijn technische kennis en ervaring heel mooi verbinden met het brengen van het evangelie”. Dan verwijst hij naar hun website  www.wim-nienke.nl waar zo duidelijk staat wat zij doen:

‘Evangelie delen is wat we doen, ontwikkelingswerk is hoe we het doen. In de persoonlijke relaties die ontstaan tijdens een bezoek aan of werkzaamheden voor een gemeenschap willen we elke kans aangrijpen om het goede nieuws te vertellen’. Ons gesprek ontkomt uiteindelijk niet aan de actualiteit rondom corona. Eerlijk en openhartig vertelt hij over de ervaringen van de laatste maanden. “Teruggeworpen voelden wij ons toen in de lente het hier in Spanje plots drie maanden volledig op slot ging. De training werd stopgezet en onze wereld werd ineens een stuk kleiner”, vertelt hij. “Natuurlijk is er dan ons geloof, maar ondanks dat passeert ook de twijfel. Wij worden betaald uit giften en wij hebben de verantwoordelijkheid daar iets tegenover te stellen. Gelukkig weten wij dat er wordt voorzien. Inmiddels echter bieden de online contacten, vergaderingen en studiemomenten uitkomst. Die contacten brengen saamhorigheid en geven het geloof en vertrouwen dat wij het samen doen, samen in de naam van Jezus.        

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

“Gezegend, dat zijn wij”

“Gezegend, dat zijn wij”, is het eerste wat Petra zegt. Haar man Ron knikt instemmend, zijn glimlach verraadt een man die gelukkig is. Ron en Petra van Aalst emigreerden begin 2019 samen met hun kinderen Jesse en Benjamin naar Oostenrijk. Zij runnen daar nu met veel enthousiasme ‘Herberg Zirbe’ in de plaats Matrei (Oost-Tirol). 

De in Haarlem geboren en getogen Ron ontmoette in 2003 zijn grote liefde Petra. “Ik vertelde Petra meteen dat ik een levenswens had, ‘emigreren naar Canada’. Ik weet al vanaf mijn prille jeugd dat ruimte, bergen en ongerepte natuur helemaal op mijn lijf geschreven zijn”, zegt Ron. Petra lacht als zij aanvult, “en dat herkende ik, maar het idee huis en haard achter te moeten laten vloog mij aan”. 

Hun geloof, vertrouwen en liefde voor elkaar bracht hen na zorgvuldig zoeken en overwegen in Oostenrijk. “Daar vonden wij een omgeving vergelijkbaar met Canada”, vertelt Ron. “Oost-Tirol, waar wij nu leven, wordt ook wel ‘het dak van Oostenrijk’ genoemd. Het is hier niet zo toeristisch als in Tirol. Het ademt bij ons natuur, rust en gemoedelijkheid uit. Ja, je kunt het hier gerust Oostenrijk voor de Oostenrijkers noemen”. Petra vertelt verder, “wij willen onze gasten het gevoel geven dat zij thuiskomen. Zij moeten de drukte achter zich kunnen laten en op adem kunnen komen in een omgeving die het karakter van een herberg heeft. Onze ‘Herberg Zirbe’, kan je met recht een thuis in de bergen noemen”, vertelt zij enthousiast als zij nog toevoegt, “onze herberg heet ‘Zirbe’, wat alpenden betekent, een boom die veel voorkomt in Oostenrijk”.

Voor wat betreft hun contacten vertelt Petra, “hier in het dorp zijn de mensen gewend om op zichzelf te zijn. Wij hebben heel bewust, toen wij net gearriveerd waren, de mensen uitgenodigd om kennis met ons en onze herberg te maken”. Blij wordt zij dan als zij zegt, “en wij hebben in de stad Lienz een hele fijne kerkelijke gemeenschap gevonden. Wij hebben het met de mensen daar heel erg getroffen. Er was direct een klik, wij voelen de saamhorigheid en het is goed te weten dat wij op hen kunnen terugvallen”. 

“Hoe ziet jullie dag er eigenlijk uit?”, vraag ik hun. “Het is naast de rust die wij hier ervaren toch ook best hard werken”, vertelt Ron. “Ik sta om zes uur op en breng rond zeven uur de kinderen naar school om daarna het ontbijt voor de gasten klaar te maken. Naast het schoonmaken en het verzorgen van de kamers is er altijd wel wat te klussen of te repareren”. Petra vult aan als zij zegt, “en dan hebben wij ook nog plannen en ideeën zoals het aanbieden van een programma rond gezondheid in samenwerking met een coach. Onderwijl hebben wij ook het plan om voor onszelf nog wat meer woonruimte te creëren”. 

Tegen het einde van ons gesprek zegt Petra, “verwonderd zijn wij nog dagelijks over de natuur hier”. “Ja, verwonderd maar ook stil en dankbaar dat wij hier mogen leven en wonen. Dat wij en onze gasten dagelijks mogen genieten van deze schoonheid”. Die verwondering proef en voel ik ook als ik later die avond de prachtige foto´s van de omgeving op de website van hun herberg zie, www.herbergzirbe.nl. Ron en Petra hebben niets te veel gezegd…en aan de lezer, ervaar het zelf maar!                    

Passie en liefde

Het is Nieuw-Zeeland en wel speciaal het Zuidereiland waar Bram en Ellen Plaisier, een kleine dertig jaar geleden, de liefde voor het leven vonden en zich ook nu nog dagelijks met passie inzetten voor de natuur. Bram, een echte Ambachter en zijn vrouw Ellen, een Ridderkerkse van geboorte, nemen mij mee in dat leven en de aanloop daarnaartoe. “Wij ervaarden Nederland als druk, er waren altijd mensen om ons heen”, vertelt Bram. “Wij  hadden de behoefte het buitenland te verkennen met als doel om ergens in Europa te wonen en te werken. Daarbij dachten wij aanvankelijk aan Turkije”, vult Ellen aan. “Totdat een reis naar Nieuw-Zeeland onze ogen openden en wij een jaar later besloten ons daar te gaan vestigen en wel in Auckland.” “Toch was er niet direct die klik”, gaat Bram verder, “immers ons leven in Auckland leek praktisch op dat in Nederland. Het was al na een jaar dat wij besloten dan maar weer terug te keren.” Ellen veert op als zij zegt, “maar niet eerst nadat wij nog een bezoek aan het Zuidereiland zouden hebben gebracht. En juist daar gebeurde het, wij werden verliefd op de Marlborough Sounds (een uitgestrekt gebied van eilandjes, zee en bossen in het uiterste noorden van het Zuidereiland).”     

Bram vertelt, “ja, het was werkelijk overweldigend. Wij hebben een groot stuk bebost land gekocht van een boer en er een tent neergezet. Wij leefden van de jacht en het vissen. Langzaam hebben wij voor een watervoorziening en alternatieve stroomvoorziening gezorgd. Echt, wij waren helemaal ons eigen baas.” “Al snel ontwikkelde zich bij ons het plan om ons in te willen zetten voor het herstel van de inheemse leefomgeving van het gebied”, legt Ellen uit. “Wij zijn gestart met een programma om het grote aantal ratten, muizen en hermelijnen terug te dringen en het gebied te beschermen tegen de vele wilde varkens die er leefden. Bovendien zijn wij een fokprogramma gestart (breeding for release) om inheemse dieren als bijvoorbeeld de yellow-crowned käkäriki weer hun natuurlijke plek terug te geven.”      

“En door dit alles heen houden wij toch ook een band met Nederland”, maakt Bram plots een sprong naar Ambacht. “Onze liefde en passie voor ons bestaan hier met onze drie kinderen (Leona, Liam en Esmae) maakt onze liefde voor Ambacht er niet minder om. Kijk, een Kiwi worden wij nooit en verzoend hebben wij ons met de gedachte tussen twee werelden te leven, maar aan het ‘oude’ sociale leven van Ambacht denken wij nog wel eens terug. Om tien uur ′s avonds gewoon bij vrienden binnen stappen, weten wat je aan elkaar hebt, de Schoof, de markt op woensdag en de gezelligheid van de Dorpsstraat, ook daar ligt ons hart”, vertelt Bram met diezelfde passie.   

“Veel vrienden hebben ons al eens bezocht en allemaal vertellen zij ons dat wij er een paradijs van hebben gemaakt”, gaat Ellen verder. “Wij hebben een risico genomen, want waar een ander eerst geld spaart alvorens te ondernemen, zijn wij direct in het diepe gesprongen.” “Dat betekent voor ons bijvoorbeeld niet de zekerheid van een pensioenvoorziening maar wel veel vrijheid en een passie om voor te leven”, vult Bram aan.    

De laatste jaren concentreren hun activiteiten zich meer op hetKoru Native Wildlife Centre waar zij beide op een leuke, interessante  en educatieve manier effectief bijdragen aan de uitbouw van de inheemse natuur van het gebied. Als ik tenslotte nog vraag hoe de dagen er gemiddeld voor hen uitzien moet Bram lachen als hij zegt, “man, iedere dag is hier weer anders!” 

Cultuurverschillen maken mooi!

Letterlijk tussen de bedrijven door ontmoet ik Bas en Esther van Breugel, geboren en getogen Zwijdrechtenaren, voor een gesprek over het leven en alles wat daarbij komt kijken. “Zwijndrecht in drie woorden”, zegt Bas, “dat is in de eerste plaats ‘thuis’ maar ook het woord ‘druk’. Zwijndrecht is immers altijd leven maar ook altijd vol en overal fietsers”. “Ja, en Zwijndrecht betekent ook ‘water’ voor ons met een knipoog naar het karakteristieke Dordrecht”, vult Esther aan.

Bas en Esther wonen sinds november 2019 in Boston aan de westkust van de Verenigde Staten. Bas is werkzaam voor Philips en met zijn achtergrond als technicus houdt hij zich dagelijks bezig met het managen van grote projecten, de ontwikkeling van medische apparatuur en het zoeken naar groei en nieuwe markten. “Ik bevind mij hier in het centrum van de vernieuwing, eigenlijk kan je zeggen dat het hier gebeurt”, vertelt Bas. Ooit werkzaam voor het Drechtsteden Ziekenhuis bood Philips hem de kans verder in zijn vakgebied door te groeien. In 2012 resulteerde dat voor Bas en zijn gezin in een verhuizing naar Duitsland. “Ja, een leven van ‘over de grens’ geeft ons heel veel”, licht Esther toe. “Wij gaan in een vreemde omgeving niet op zoek naar gelijkgestemde Nederlanders, sterker wij proberen in onze directe omgeving contact te maken met de plaatselijke bevolking. In Duitsland en ook nu weer in Amerika willen wij de cultuur leren kennen, vragen wij ons voortdurend af hoe de mensen hier de dingen doen en vooral hoe zij dat anders doen”.

“Nieuwe culturen leren kennen betekent ook verschillen onder ogen willen zien. Wij vinden dat een verrijking voor onszelf en juist ook voor onze kinderen”, vertelt Bas. “Cultuurverschillen kunnen mooi zijn en ons als mensen mooier maken”. “Wij hebben de rollen in het gezin goed verdeeld”, gaat Esther enthousiast verder, “Bas concentreert zich op zijn nieuwe werkomgeving en ik ben druk met de alledaagse dingen. Belangrijk was vooral dat wij een goede school voor onze kinderen konden vinden. Uiteindelijk vonden wij een Duitse school en de keuze voor deze school betaalde zich ook direct uit. Als gevolg van Covid-19 bood de school de kinderen in de vorm van thuisonderwijs een prachtig vol programma aan. Wat dat betreft zijn zij niets tekort gekomen”, legt Esther uit.

“Hoe ziet de toekomst voor het gezin van Breugel eruit?”, vraag ik. Bas vertelt dat zijn contract in Boston nog tot 2022 loopt. “En daarna mogelijk terug naar Duitsland of toch hier nog een verlenging of wie weet terug naar Nederland”. “Natuurlijk missen wij familie en vrienden bij vreugdevolle of verdrietige momenten waar wij niet bij kunnen zijn”, vertelt Esther. “Toch hebben wij geleerd te accepteren dat dit nu eenmaal zo is. Wij proberen daar iets tegenover te stellen door juist nu te genieten van wat er is. Tegenover ons gemis zetten wij onze belevenissen zoals walvissen spotten bij Cape Cook, een bezoek aan New York en het ontdekken van staten als Maine en New Hampshire”.   

“Boston ook nog maar in drie woorden?”, vraag ik hen aan het einde van ons gesprek. Beiden gaan zij ervoor zitten als zij eenstemmig zeggen, “Boston is ‘water’ net als Zwijndrecht, maar Boston met haar grote universiteiten is ook ‘innovatie’. Boston is vooral ook ‘rust en stadsleven’ ineen”, zegt Esther met nadruk.   

Bas glimlacht instemmend als hij zegt, “leven is gelukkig zijn, gezond blijven, genieten van goede vrienden en een familie in balans”.

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

Met beide benen in…

De glimlach van Jan Sturrus spreekt boekdelen. Ik ontmoet hem en zijn lieve vrouw Nora in de tuin van hun woning aan de Hoogtstraat nummer 1 in Ambacht. Dat laatste is niet voor niets.

Even zijn beiden met hun kinderen voor een korte vakantie terug in Nederland, want eigenlijk is Oostenrijk en wel speciaal Wenen hun thuis. Thuis zijn en je thuis voelen is de rode draad van ons gesprek. Jan vertelt dat hij, ofschoon hij al vele jaren in Oostenrijk woont, nooit een Oostenrijker zal worden. “Je blijft een vreemde, je zal nooit echt één van hen worden”, vertelt Jan. In Wenen zijn Jan en zijn vrouw Nora eigenaar van restaurant Waldtzeile (www.waldtzeile.at), een eeuwenoud restaurant niet ver van Schloss Schönbrunn. In een prachtige ambiance staan zij dagelijks met zo´n tien tot vijftien man personeel klaar voor vele trouwe gasten.

“En waarom zitten wij dan hier Jan?”, vraag ik hem al snel. Dan komt zijn levensverhaal op tafel. Het verhaalt van de vele plekken en plaatsen waar Jan ‘zijn thuis’ probeerde te vinden. “Ik heb als oudste zoon al vroeg ons gezin verlaten en daarmee ook Ambacht”, begint hij. “Ik kon hier in Ambacht gewoon mijn weg niet meer vinden. Veel van het boerenland moest plaats maken voor woningbouw”. Geboren aan de Veersedijk verhuisde hij op zijn vijfde naar de Hoogtstraat. Ambacht liet hij op zijn achttiende achter om de wereld ervoor in te ruilen. “Ik ben gaan werken in de horeca, aanvankelijk in Tiel maar al snel trok ik de grens over. Ik kreeg de kans in Zwitserland in een prachtig vijfsterrenhotel de kneepjes van het vak te leren. Toch wilde ik mijn horizon nog verder verbreden”, gaat hij verder. Alsof hij voorleest uit een jongensboek vertelt hij over de maanden in Nieuw-Zeeland, de jaren in Australië, een ‘even’ terugkeer in Nederland om dan In Oostenrijk neer te strijken.   

“Ik zal je vertellen”, gaat hij verder, “een kleine vier jaar geleden overleed mijn vader. Hij woonde nog altijd in dit pand aan de Hoogtstraat. Kort na zijn overlijden arriveerde ik hier om de zakelijke dingen af te handelen toen ik mij zittend voor de woning bewust werd van mijn thuis. Ik ervoer hier voor dit huis een gevoel van thuiskomen. Ik heb het huis toen gekocht en ik ben vervolgens plannen gaan maken. Het belangrijkste is dat ik mij nu heel vrij voel…..ik kan hier nu in Nederland wonen en daar in Oostenrijk….Ik sta letterlijk met beide benen op de grond hier in Ambacht en daar in Wenen wetend dat ik een geboren Ambachter ben”.

Binnenkort keren zij met de drie kinderen terug naar Wenen om daar het werk weer op te pakken. “Onze, vooral oudere, gasten zijn nog wat angstig voor het coronavirus daarom koken wij voor hen om het vervolgens bij hun thuis te bezorgen. Dat wordt zeer gewaardeerd”. “En de Hoogstraat 1?”, vraag ik hem. Hij vertelt over zijn plan spoedig in deze voormalige bakkerij en bakkerswoning met zijn B&B ′t Ambacht een start te mogen maken. Deze woning uit 1907 met al zijn accenten die verwijzen naar de bakkerij en het bakkersbestaan heeft een eigen karakter en is uitnodigend.

Jan glimlacht bij ons afscheid en zegt, “Het leven heeft mij gerijpt en gelouterd. Ik gun iedereen zijn of haar thuis te vinden. Houd vast aan je plan juist en vooral als je daarbij weerstand  ervaart”.  

Mam jij bent mijn alles!

Aosta, 5 augustus 2020

Dag lieve mam,

In deze rare tijd had ik zo′n zin om jou een ‘ouderwetse’ brief te schrijven. Hoe is het met jou nu wij elkaar dit jaar nog niet gezien hebben? Ik schrijf je omdat ik jouw gezelligheid mis, dat kopje koffie met een koekje. Heerlijk kletsen met elkaar, terwijl jij dan altijd roept, “Oh, wat heb je het druk en wat ben jij druk Maya”. Ja mam, jij bent mijn uitlaatklep immers ik kan bij jou terecht voor zelfs de kleinste dingen. Mooi aan jou vind ik dat jij nooit zegt wat ik moet doen maar mij de keuze laat. Natuurlijk, ik ben heel gelukkig met Alessandro en de kinderen hier in Italië, maar jij bent mijn alles!  

Goh, wat zou ik jou graag dit jaar nog ontmoeten samen met Carla en Danny om dan te snuffelen in Zwijndrecht. Nu ik zo aan het schrijven ben zie ik ons varen op de Devel met het rubberbootje vlakbij het IJsvogelplein waar wij woonden. Ik zie mij fietsen naar mavo ‘de Keerkring’ met die reuze aardige conciërge, meneer Van der Net en die geweldige wiskundeleraar meneer Hoekstra. Het was voor mij een mooie tijd waar ik goede herinneringen aan beleef. Het lijkt mij zalig een middag met jou te gaan winkelen en dan wil ik zeker nog even langs bij ‘Klein Aalsmeer’ (nu Intratuin) met die leuke speeltuin en een papagaai in de winkel. En wat zou ik graag even zitten in een trein of bus die lekker op tijd vertrekt en aankomt. Mam, ik kijk ernaar uit!

De kinderen zijn gisteren vertrokken naar oma Palma in Taranto, helemaal in het zuiden van Italië, je weet wel daar in de punt van de laars. Zij gaan daar heerlijk van de zon genieten. Gabriele, Nicole en Luca brengen leven in huis daarom voelt het hier leeg aan nu zij weg zijn. Trouwens Alessandro en ik hebben het plan opgevat de komende week een paar heerlijke bergwandelingen te maken in de Valle D′Aosta. Jij weet hoe wij houden van het buiten zijn, de natuur maar ook de gezelligheid van de berghutten. Zo genieten wij komende week van onze tijd samen!

In Aosta is het nu wat rustiger geworden na al die vreemde weken dat het coronavirus hier huis hield. Tien weken lang zijn wij praktisch de deur niet uit geweest. Ik vertelde je laatst door de telefoon dat ik zo af en toe een boodschap deed. Het was geen gemakkelijke tijd voor ons gezin. De kinderen kregen bij ons thuis onderwijs via de computer en ik zat stilletjes in de keuken om hen niet te storen bij hun studie. Nerveus en zelfs wat angstig was ik voor Alessandro, die wel naar zijn werk ging en mogelijk het virus mee naar huis zou nemen. Nu gaat het beter mam, wij kunnen weer naar buiten en wij gaan weer naar ons werk bovendien zijn de controles van de carabinieri voorlopig van de baan. Gelukkig maar!

Zo kom ik aan het einde van mijn brief en hoop ik dat jij plezier hebt dit allemaal zomaar in ‘De Brug’ te kunnen lezen.  Wil jij lieve groeten overbrengen aan Carla en Danny en natuurlijk bel ik je eind van de week nog even. Lieve groeten van ons hier uit Aosta waar het al weer warm begint te worden.

Tanti baci

Maya

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

“Wij zijn nog niet klaar”

“Ik kon niet anders, toen ik mijn vrouw doodziek in het ic-bed zag liggen, dan zachtjes aan haar vragen “ga je mij alleen laten?”. Ik zat daar naast haar bed en zag haar balanceren op het randje van de dood”. Het is Piet Buitendijk die spreekt over zijn vrouw Pita en wat hun beiden maart jl. overkwam toen zij ‘voor even’ terug waren in Nederland. “En toen”, gaat Piet verder, “hoorde ik haar fluisteren, wij zijn nog niet klaar”.

Piet en Pita Buitendijk zijn Ambachtenaren die 24 jaar geleden in Oeganda hun levensbestemming vonden met de start van de interkerkelijke christelijke organisatie Noah´s Ark (www.nacmu.org). Noah´s Ark is een organisatie die de meest kwetsbare kinderen binnen de Oegandese samenleving weer een toekomst geeft. “Ja, letterlijk proberen wij van een niemand een iemand te maken”, vertelt Piet.

Piet geboren aan de Veersedijk als tweede kind uit een gezin van zes en getrouwd op zijn zeventiende met Pita, begreep al vroeg in zijn leven dat zij voor een missie stonden. Piet en Pita hadden beiden het verlangen naar een groot gezin, “maar hoe dat uiteindelijk realiteit geworden is, dat is wonderlijk”, vertelt Piet ingetogen maar dankbaar. “Eind jaren tachtig zijn wij tot geloof gekomen en hebben wij ons leven in handen van Christus gelegd. Wij kregen Oeganda op ons hart en wisten dat daar onze bestemming zou liggen, werken met kinderen en onze talenten inzetten voor de allerzwaksten”.

“Je moet weten”, vertelt Pita, “wij pikken baby′s op die letterlijk en figuurlijk weggegooid zijn. Er zijn al vele honderden baby′s door mijn armen gegaan. Baby′s waar wij een familie voor zoeken. Ja, voor velen betekenen wij een thuiskomen, voor velen zijn wij een thuis!” Piet vult aan met, “wij werken aan de meest beroerde kant van de samenleving. Meisjes raken vaak ongewenst zwanger enerzijds omdat jongens sterk het idee hebben zich te moeten bewijzen anderzijds omdat bepaalde culturele gewoonten meisjes extra kwetsbaar maken. De baby die uit dat soort contacten wordt geboren, wordt als ongewenst beschouwd en vaak letterlijk weggegooid”. Ik word stil en vraag hen beiden hoe zij dit werk volhouden, waarop Pita antwoordt, “Wat ons enthousiast houdt zijn de kinderen die het redden en opgroeien als gezonde volwassenen met een toekomst”.    

Piet legt uit dat de organisatie Noah´s Ark bestaat uit diverse scholen, een kliniek en een kindertehuis. “Wij zijn echter van mening, ook uit Bijbels oogpunt, dat een kind een gezin verdient om in op te groeien”, vertelt hij, “het is daarom dat wij proberen families terug te vinden en te trainen in ouderschap. Ook zoeken wij lokaal mensen die kinderen willen adopteren”. Enthousiast spreekt hij over hoe de organisatie midden in de samenleving staat met een koffie-, mango- en visfarm en door de instanties betrokken wordt in het geven van advies en het bieden van ondersteuning. “Komende dinsdag gaan wij terug naar Oeganda, wij verlangen ernaar de vele kinderen en de beroepskrachten weer te zien”, vertelt Pita, “dan zijn wij er weer om mensen te motiveren en te stimuleren en gezinsproblemen op te lossen”.      

“Noah´s Ark is ons leven en dat is precies wat ik iedereen gun, een levensdoel waarin je je talenten kwijt kan”, vertelt Piet. “Zorg dat je iets doet in het leven waarin je van betekenis kan zijn. Pak dat op waarin je helemaal jezelf als mens terugvindt”. Pita lacht en fluistert  “wij zijn nog niet klaar”. 

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug:

Al zestig jaar gelukkig

“Oh, wat hadden wij ons zestigjarig huwelijk graag in Nederland gevierd dit jaar”. Corrie Bakker-Stehouwer roept het mij toe vanachter haar computer als zij samen met haar man Meeuwis hun levensverhaal vertelt. Zij wonen sinds 1980 in Nieuw-Zeeland, in de plaats Thames op het Noordereiland.

Meeuw, zoals hij eigenlijk heet, werd in 1942 geboren en zijn vrouw Corrie in 1944. Als geboren Ambachtenaar groeide Meeuw op aan de toenmalige Ommedijk. Corrie werd in België geboren en nadat haar moeder vroeg overleden was verhuisde zij in 1957 met haar vader, haar zus Nel en broer Jan naar Ambacht. Al snel kwam Meeuw in haar leven en hun liefde wierp letterlijk zijn vruchten af. Corrie werd op haar zestiende zwanger en dat betekende dat zij en Meeuw op achttien augustus 1960 in het gemeentehuis van Ambacht elkaar het jawoord gaven. “Ja, ik zie het nog voor mij”, vertelt Corrie, “hoe heel Ambacht uitgelopen was om naar ons te kijken om dan vooral te zien of wij er wel netjes uitzagen”. Meeuw vult aan dat zijn vader de avond ervoor hem op het hart drukte dat hij iets moois van het huwelijk moest gaan maken, anders zou er wat zwaaien. Zo werd in 1961 hun eerste kind Els geboren en er zouden nog vier kinderen volgen, Peter, Arie, Henriëtte en Brigitte!

“In die tijd moest ik regelmatig naar het postkantoor om formulieren in te vullen”, vertelt Corrie, “op een ochtend zei de postbeambte, “jij bent nog niet volwassen”. Toen ik vervolgens riep dat ik moeder was reageerde hij met “vroeger hadden kinderen een snotneus, tegenwoordig hebben snotneuzen kinderen”. Toch was het een fijne tijd zo met elkaar, wij waren een hechte familie niets was ons teveel”. Dan vult Meeuw aan dat hij door het bouwen van zijn boot met de naam ‘Het Meeuwennest’ het bouwen van een nestje met zijn vrouw en kinderen letterlijk had genomen…‘Het nest van Meeuw’!

In 1980 emigreerde de hele familie naar Nieuw-Zeeland. Meeuw vertelt dat hij een betere toekomst wilde voor zijn kinderen en omdat zijn broer zes jaar daarvoor ook naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd was waagde het gezin Bakker het erop. “Ik ging met een klein zakwoordenboek naar mijn werk”, vertelt Meeuw, “ieder Engels woord dat ik niet begreep zocht ik op”, waarop Corrie toevoegt, “en ik had nog wel eens de lachers op mijn hand, als ik weer eens vroeg om de ‘bastard’ suiker”. 

Als ik vraag naar het geheim van hun huwelijk zegt Corrie, “Zestig jaar samen getrouwd zijn is het delen van lief en leed. Zeker in de beginjaren is het meer geven dan nemen”. Dan lacht zij en fluistert zachtjes, “maar je gaat elkaar steeds beter begrijpen, ik weet zonder iets te vragen wat er in Meeuwis omgaat”. Corrie en Meeuw zijn elkaar al die jaren tot steun geweest, toen Meeuw kampte met somberheid als gevolg van heimwee die hem overviel en toen in 2016 bij Corrie leukemie werd geconstateerd. “Drie maanden heb ik in het ziekenhuis gelegen en iedere dag zat Meeuwis aan mijn bed”, vertelt Corrie.

Op mijn vraag naar hun plannen en hun levenshorizon reageert Corrie, “dagelijks genieten van de vijf kinderen, de elf kleinkinderen en de zes achterkleinkinderen”, om dat triomfantelijk aan te vullen met, “En begin je vroeg met kinderen dan kan je veel en lang plezier van ze hebben!”

En de bijdrage zoals opgenomen in Weekblad De Brug: