Onderweg van A naar B viel mijn blik al fietsend op jou. Jij daar hangend tussen hemel en aarde. Prachtig was je, prachtig ben je!
Ik stapte af en koesterde het moment. Mijn gedachten rolden, mijn gevoelens vloeiden. Mijn zijn was in beweging, alles door jou. Jij daar roos, hangend tussen hier en straks. Kleurrijk was je, kleurrijk ben je!